Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS3163

Datum uitspraak2005-01-19
Datum gepubliceerd2005-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200407907/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 3 december 2003 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 18 november 2003, kenmerk I/AvH 03-1983, waarin de [belanghebbende], [locatie] te Bolsward, twee lasten onder dwangsom zijn opgelegd wegens overtreding van geluidvoorschriften.


Uitspraak

200407907/1. Datum uitspraak: 19 januari 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te Bolsward, en het college van burgemeester en wethouders van Bolsward, verweerder. 1.    Procesverloop Bij brief van 3 december 2003 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 18 november 2003, kenmerk I/AvH 03-1983, waarin de [belanghebbende], [locatie] te Bolsward, twee lasten onder dwangsom zijn opgelegd wegens overtreding van geluidvoorschriften. Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar hebben appellanten bij brief van 13 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij uitspraak van 25 augustus 2004, no. 200405758/3, heeft de Raad van State dit beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tegen het opnieuw uitblijven van een beslissing op bezwaar hebben appellanten bij brief van 23 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2004, beroep ingesteld. Bij besluit van 18 november 2004, kenmerk I/KR1580-04, heeft verweerder het bezwaar van appellanten alsnog ongegrond verklaard. Bij brief van 3 december 2004 zijn nog stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. J. Veltman, advocaat te Groningen, en in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en K. Rotink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    De Afdeling stelt vast dat verweerder na de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2004, no. 200405758/3, in strijd met deze uitspraak niet binnen vier weken na verzending van die uitspraak een beslissing op bezwaar heeft genomen. Het beroep is derhalve voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond. 2.2.    In artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt met betrekking tot het alsnog nemen van een besluit bepaald, dat het bezwaar of beroep geacht wordt mede te zijn gericht tegen het besluit op de aanvraag, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.    Gelet hierop dient het onderhavige beroep geacht te worden mede te zijn gericht op het besluit op bezwaar van 18 november 2004. 2.3.    Appellanten voeren aan dat uit een in hun opdracht uitgevoerd geluidonderzoek blijkt dat de geluidvoorschriften van de onderhavige inrichting nog steeds worden overtreden. Appellanten zijn van mening dat verweerder daarom hun bezwaren tegen het afwijzen van hun verzoek om handhaving ten onrechte ongegrond heeft verklaard. 2.3.1.    Verweerder voert aan dat zowel de onderhavige inrichting als de woning van appellanten zijn gelegen op een in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Hij stelt dat de geluidvoorschriften bij de woning van appellanten inderdaad worden overschreden, maar dat er concreet zicht bestaat op het legaliseren van die situatie. Volgens verweerder volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling dat woningen gelegen op een gezoneerd industrieterrein geen bescherming behoeven tegen geluidhinder. Verweerder stelt dat de overtredingen dan ook in het kader van een inmiddels aangevraagde revisievergunning kunnen worden gelegaliseerd. 2.3.2.    Onomstreden is dat de onderhavige inrichting in strijd met de vereiste vergunning in werking is. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat.    De Afdeling stelt vast dat zowel de onderhavige inrichting als de woning van appellanten zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De Afdeling overweegt dat de geluidbelasting van een woning op een dergelijk industrieterrein niet bepalend kan zijn voor de beslissing op een aanvraag om vergunning voor een inrichting op dat industrieterrein. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de overtreding van de geluidvoorschriften bij de in behandeling zijnde aanvraag om een revisievergunning kan worden gelegaliseerd. Nu ten tijde van het bestreden besluit op bezwaar legalisatie van de onrechtmatige situatie te verwachten was kon verweerder zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat van het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen kon worden afgezien. Het beroep treft in zoverre derhalve geen doel. 2.4.    Het beroep is gegrond voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Voor het overige is het beroep ongegrond. 2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond; II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bolsward in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Bolsward te worden betaald aan appellanten; IV.    gelast dat de gemeente Bolsward aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Klap Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2005 315.